Trainingstocht zeilen

De Gudsekop leidt zelf haar bemanning op en is dus ervaren in het verzorgen van platbodem trainingen. Marinus van Sijdenborgh schreef een verslag van een trainingstocht voor tijdschrift Zeilen.

Eeuwig bomend

In Friesland vaart de overtreffende trap van een zwaardboot. Marinus van Sijdenborgh stapt aan boord van Gudsekop, een skûtsje van dertien ton zonder motor, tijdens een trainingstocht voor de bemanning.

Vaar maar wat achtjes om die kardinalen hier”, zegt schipper Rienk, “en roep maar commando’s als je dat nodig vindt.” Ik knik, maar voel me net een kind van vier tussen de reuzen. Als je ook maar een beetje helling hebt, weet je van gekkigheid niet meer hoe je het gigantische helmhout van Gudsekop vast moet pakken om nog een beetje grip te houden. Daar krijg je vanzelf handigheid in, denk ik, en sleur vrolijk door. We loeven verder op. Ik zit volgens de vaan op ongeveer 45 graden aan de wind. “Dat kan hoger”, roept Rienk. Ik loef nog wat op en Bert-Jan trekt de giek tot boven het boeisel. Als ik het vaantje mag geloven, zou me dit met een Valk niet lukken.

Aanmonsteren voor de trainingstocht zeilen

Het is donderdagavond als ik in thuishaven Akkrum aan boord stap. Het scheepje van iets meer dan dertien meter lang steekt schril af bij de grote charterbakken die ernaast liggen. Een stalen opsteker op de boeg, een fikse boom als mast, een bruin bedoekt ruim en een witgeverfde kajuit. Daarachter een roer met een helmstok van het formaat dat ik zelfs de Deense Dog van de buren nog nooit heb zien verslepen. Aan dat roer moet vast echt worden gesleurd. “Ha, Rinus!” Maarten komt tevoorschijn uit de kajuit, die eigenlijk een roef blijkt te heten. We kennen elkaar al jaren en hij zeilt regelmatig op Gudsekop. Hij kan me prima de weg wijzen. “Zoek maar een slaapplek in het ruim, er liggen matrassen achterin.” Ik klim naar binnen en zie geen hand voor ogen. “Waar zit de lichtknop?”, roep ik naar Maarten. “Die ligt bij het fornuis. Wacht, ik zal hem je aangeven.” Vanuit een deurtje naar de roef krijg ik een luciferdoosje in mijn handen gedrukt. Maarten wijst naar het plafond: “De olielamp hangt in het midden.” Even later voeg ik me bij Maarten in de roef. Er staat een grote ketel op het vuur. In tegenstelling tot elektriciteit zijn gas en min of meer stromend water wel aan boord. De watervoorraad bestaat uit drie plastic melkbussen, waarvan één met een handpomp. Ook is er een toilet, een witte emmer met een brede rand. En dat zit volgens Maarten “heel wat comfortabeler dan een puts”. Ik neem mij voor zo min mogelijk gebruik te maken van deze luxe en plan alvast een extra toiletgebouwbezoek in.

Steentjes

Het verwachte gezelschap is intussen gearriveerd en de zon heeft plaatsgemaakt voor een frisse avondbries. We zitten met z’n zevenen in de roef. Het past wel, maar ruim is anders. De boot wordt gevaren door vrijwilligers. Enthousiastelingen kunnen met voldoende training maat worden en daarna schipper. Rienk is de aanwezige schipper en Sanne, Eva, Martijn, Bert-Jan en Maarten zijn, of worden, maat. Jaap, Klaas en ik zijn beginners. Althans, op Gudsekop. Het duurt niet lang voordat de fles Berenburg opengaat. Daar lust ik ook wel een slok van en pak een jeneversteentje (aardewerk borrelglas) uit de vensterbank. Als het aan het aantal steentjes ligt, kunnen we de halve jachthaven uit nodigen. Een uur en twee steentjes later kruip ik in mijn slaapzak.

Authentiek

De ochtend begint met eieren en spek, een blik op de weerkaart – noord, negen knopen – en ook maar even een instructieronde over de boot. Onder toeziend oog van schipper Rienk, legt Maarten uit hoe je je vingers het beste kwijt kunt raken. “Vergeet ook de tenenbrekers niet”, zegt Rienk en wijst naar de overloop van de fok. Voor nagenoeg alle lijnen is manilla gebruikt. Helaas voor mij hebben alle vallen precies dezelfde kleur. Rienk zou dat graag overal zien om de boot zo authentiek mogelijk te houden, maar: “helaas, die kunststof lijnen gaan veel te lang mee om te kunnen vervangen”. De vallen worden op de mast belegd met de Enkhuizer steek. Ik prent de plaats van elke lijn in mijn geheugen en herhaal braaf de manier van beleggen. Dit ga ik geheid nog een keer verkeerd doen dit weekend. Sanne en Jaap halen een huik ter grootte van een veertigpersoons dekbedhoes van het grootzeil en ik mag de ongeveer even grote fok aanslaan. Hiervoor moet ik voor de halshoek via twee wiebelige stalen stangen over de opsteker naar voren klimmen. Als alles klaar is, mag Maarten Gudsekop afvaren van de langswal waar we nu aan liggen. We moeten de boot eerst langs de driedubbel geparkeerde buren manoeuvreren. Ze liggen allemaal met het roer naar ons toe, dus voorzichtigheid is geboden. We gooien los en Sanne boomt de kop weg van de wal. “Hijsen maar!”, roept Maarten. Ik hijs me in het zweet en Bert-Jan gooit het zwaard aan lij erin. Het roer van de buitenste boot komt dichterbij. Martijn haalt snel de grootschoot binnen om te voorkomen dat we de buurman om zijn oren slaan met onze bovenmaatse giek. We varen op een haartje langs de boot. Zowel Maarten als eindverantwoordelijke Rienk kijken alsof ze het precies zo hadden bedacht, maar je kunt me nog meer vertellen. Dat ging maar net goed.

“Het blijft natuurlijk een trainingstocht”

We varen de Meinesloot uit. Vanuit het grootzeil kijkt de witte gudsekop (Fries voor paardenhoofd) al over de bomen naar ons doel, de Heerenzijlbrug. Schipper Rienk wijst hem aan op de kaart. “Daar gaan straks onderdoor.” “Er onderdoor”, herhaal ik. “Ja, we strijken de mast.” Ik kijk omhoog naar de woudreus die moeiteloos de gigantische lap zeil in de lucht houdt. Rienk lacht. “Het blijft natuurlijk een trainingstocht.” We varen voor de wind op een smalle doorgang af, richting de Terkaplester Poelen. “Tijd om te gijpen”, meent Maarten. Om het zware grootzeil tijdens de gijp in bedwang te houden, hijst Bert-Jan een kat in het zeil. De halshoek van het grootzeil wordt door de katval een flink stuk naar boven getrokken, zodat het zeiloppervlak wordt verkleind. “Maak er maar een tijger van”, zegt Maarten. Ik lach en zie het zeiloppervlak met tweederde verminderen. In tegenstelling tot het lichte giekje van een Valk, hebben we hier te maken met het broertje van de woudreus. De kraanlijn is doorlopend in functie en moet altijd aan loef staan om geen plooi in het zeil te trekken. “Daarom gaan we geien”, legt Rienk uit. De zogenoemde geilijn is bevestigd aan het puntje van de gaffel. Bert-Jan laat de piek zakken en begeleidt de gaffel tegelijkertijd met de geilijn onder de kraanlijn door. Piek weer zetten en klaar is kees. En dat vlak na het inhalen van de grootschoot, het verder hijsen van de kraanlijn en het zetten van de kat. “Ik zal het proberen te onthouden”, zeg ik en schrijf het voor de zekerheid op.

Heerenzijl

We maken ons gereed om de mast te laten zakken. We strijken de zeilen en Martijn zet de luiken op het voordek open. “Daar komt zo meteen de mastvoet met het contragewicht doorheen.” De woudreus scharniert soepel door de wangen naar achteren. Een groot blok lood komt naar boven en nog geen drie tellen later ligt de mast netjes plat. Zelfs op een Valk kan ik dat niet veel sneller. De secundaire voortstuwing op Gudsekop bestaat uit spierkracht, dus pak ik een acht meter lange boom uit het gangboord. Sanne pakt er ook één en samen lopen we naar de kop van de boot. Martijn geeft mij ondertussen aanwijzingen hoe het gevaarte te hanteren. “Probeer zo veel mogelijk op je beenspieren te doen, anders ben je snel moe.” Ik klim in de boom tot aan de druif, gooi mijn volle gewicht op het uiteinde en loop door het gangboord naar achteren. Mooi, dat is gemakkelijk. Plotseling trekt de boom mij van het schip af. Een snelle blik leert dat het uiteinde van de boom onder de boot in de modder staat. Uit alle macht probeer ik hem uit het water te trekken. Geen schijn van kans. Acht meter hout blijft stijfkoppig in de bodem staan. Als de boom bijna uit mijn vingers glipt, is de boot eroverheen. Opgelucht trek ik de boom achter de boot uit de modder. Leerpuntje, denk ik en trek mijn jas uit. We groeten de brugwachter en glijden onder de brug door. We zetten de mast weer overeind en hijsen de zeilen. Via het Sneekermeer gaan we naar IJlst, om daar vanavond te overnachten. Op het Sneekermeer is het een drukte van jewelste met Ynglings, Flitsen, Dertigkwadraten en wat dies meer zij. “Ik denk niet dat ze het zo leuk vinden als we over bakboord over de startlijn crossen”, hint ik naar Bert-Jan, die inmiddels het roer heeft overgenomen. “Nee, dat denk ik ook niet”, zegt hij glimlachend. Op het startschip zie ik de P-vlag omhoog gaan en ik hoor het vier minutensein. Op haar dooie gemakje vaart Gudsekop op een scheepslengte langs het startschip. Ik ben er even niet.

Trainingstocht zeilen?

Een of enkele keren per jaar vaart de Gudsekop een trainingstocht. In een trainingstocht ligt het accent meer op het tochtvaren en wordt minder intensief getraind op de losse onderdelen. Onderweg worden alle trainingssituaties die we tegenkomen zo optimaal mogelijk benut. Afhankelijk van de zeilervaring en de wensen van de cursisten nemen we af en toe de tijd om bepaalde manoeuvres extra te oefenen.

Kijk in de vaarkalender wanneer de trainingstochten zijn en schrijf je in voor een trainingstocht.

Met de zweep

Het laatste stuk naar IJlst door de Jutrijpervaart steken we hoog in, maar we verlijeren hard. Bij de eerste overstag duikt de kop al in het riet. We moeten jagen. Maarten duikt in het vooronder en geeft mij een met touw gevulde rieten mand aan. Bovenop liggen vier lussen. “De lange dunne lijn gaat door een harp aan het zijstag en vervolgens naar de kant”, legt Maarten uit. “Daar staan vier werkpaarden klaar, waarvan jij er natuurlijk eentje bent. Je pakt het eind van de jaaglijn aan en vestigt het wereldrecord paalsteek leggen, zodat de kale jaaglijn bij het inhalen nergens kan blijven haken. Daaraan klik je vervolgens de karabijnhaak van het jaagtuig. En dan knallen wij de zweep.” Ik knik gehoorzaam en grijns. We sturen de kop naar de wal en ik spring samen met drie anderen en het jaagtuig op de kant. Rienk neemt de jaaglijn mee en we lopen een meter of twintig vooruit. Ik heb het nu al warm. Waarom had ik mijn zeiljas ook alweer aangehouden? Jaap en Bert-Jan hebben een lus te pakken en Rienk legt een recordpaalsteek. We haken in en gaan ervoor. De jaaglijn komt op spanning en op de boot hijst men de harp tot hoog in het zijstag, zodat we ook over boompjes en hekken heen kunnen blijven jagen. Dertien ton en een beetje komt langzaam in beweging. Het jagen gaat sneller dan ik dacht. Af en toe moet ik een pas extra doen om het tempo bij te houden. “Het is de truc om stevig door te lopen, zonder dat je te veel energie verbruikt.” Dat heb ik eerder gehoord… Ik zweet als een otter in mijn zeilpak.

Verderop loopt de vaart in een bocht. Als een perfecte beginnershindernis hebben twee boompjes midden in de bocht wortel geschoten. We moeten rennen in de buitenbocht om niet ingehaald te worden door onze last. Mijn waterdichte pak is inmiddels een privézwembad. “Spanning op de lijn!”, klinkt het dringend. Ik kijk achterom. De jaaglijn probeert door de kruin van een klein boompje te snijden. “Doorlopen!”, roept Rienk. Hij haakt de jaaglijn los en rent terug naar het boompje. Met een flinke ruk bevrijdt hij de jaaglijn uit de takken. Rienk komt ons hijgend achterna. We sleuren langs de vaart tot aan een brede sloot. Einde oefening. Eenmaal aan boord trek ik mijn zwembad uit en val uitgeput op het dek. Sanne en Martijn bomen ons IJlst binnen. Ik heb honger als een paard. We zijn niet van plan om vannacht in het dorp te blijven liggen, dus na het eten duwen we weer af. Met ruime wind varen we richting de Marrekrite-steiger aan de Wijnsloot. Moe van een dag hard werken kruip ik in mijn slaapzak en val in een diepe slaap.

Trainingstocht zeilen, jagen met hindernissen

Remtalie

Voor los, achter los. Eva stuurt de boot weg van de kant. Het zonnetje schijnt, maar de wind heeft zich verstopt. We zetten het zeil er toch maar bij. Bij het hijsen tintelen mijn handen. Plotseling flitst er iets oranjes uit het luik en plonst in het water. “Man overboord!” Rienk klimt aan dek. Op een paar meter van de boot drijft een feloranje stootwil. De boot heeft een slakkengangetje. Maarten pakt lachend de pikhaak en loopt met de boei mee naar achteren. “Of zal ik de oefening toch maar niet verpesten.” Met deze wind is het sneller om naar de boot terug te zwemmen dan om de boot te moeten keren. Eva dreunt de opties op voor hardere wind: “Mocht de boot te hard aankomen, dan kan ik ook nog het hekanker erin gooien.” In mijn eerste jaar bij de zeilvereniging ging ik eens tevergeefs op zoek naar de remtalie. Op Gudsekop heb ik hem snel gevonden; hier hangt hij aan de spiegel.

Aan het roer

’s Middags komen we aan op het Heegermeer, waar beduidend meer wind staat. Het is vandaag een mooie en vrije dag, dus het is druk. Het scheepje loopt lekker en ik wissel de fokbediening af met Sanne. Over één boeg heb je als fokkenist de beschikking over een zonnescherm, maat XL, dus ik doe tussendoor even een trui aan. Helaas komt de wind ook daar doorheen, maar ik weiger mijn zeiljas aan te trekken. Dat ding trekt inspanning aan als stroop vliegen. Ik mag aan het roer en kom zeker drie handen te kort. “Wat is handig, de schoot en het roer tegelijk?”, vraag ik Rienk. Ik ben gewend om vlagen met de schoot op te vangen, maar dat hoef ik hier niet te proberen. Voordat die enorme giek überhaupt beweegt, is het vlaagje al lang weer voorbij. “Ik bedien de grootschoot wel.” Bert-Jan neemt de schoot van mij over en gaat bij de zwaardtalie staan, die ik alweer was vergeten. “Klaar om te wenden,” roep ik, “ree!” Ik hoor de blokken van de fokkeschoot sputteren en geef het helmhout ruimte. De boot loeft nog verder op en gaat overstag. Opeens hoor ik lawaai aan de lijzijde. Bert-Jan heeft het zwaard laten zakken. “Eigenlijk moet je de zwaarden bedienen op het moment dat het grootzeil weer wind pakt. Anders gaat het zwaard aan de nieuwe loefzijde ‘vlinderen’ en krijg je het zwaard aan de andere kant er niet meer in door de druk van het water.” Ik ga nog een paar keer overstag. Het lukt steeds beter, maar pas na zes keer wenden vaar ik netjes aan de wind. Deze boot kan écht hoog varen.

Eeuwig bomend

Tegen koffietijd gooien we het anker erin. Ik kan helaas niet het hele weekend blijven en besluit dat het ’t handigst is om voor het eten af te stappen in Heeg. Ik pak alvast mijn spullen en verheug me op mijn eigen bed en een douche. Tijdens het koffiedrinken is de wind ingezakt. Zonder wind ga ik die bus van één keer in het uur niet halen. “U weet waar de boom ligt, meneer”, zegt Rienk en ik boom de laatste loodjes om het af te leren. Langzaam leggen we aan op het remmingswerk in het begin van de haven. Ik neem afscheid en stap aan wal. Zij varen nog twee dagen verder. Ik kom graag nog een keer terug, maar vooralsnog ben ik blij dat ik weer op de kant sta. Ik heb blaren van het rondlopen in mijn natte laarzen. Ik zet mijn zonnebril op en kijk om. Daar gaat de boom alweer het water in.

Marinus van Sijdenborgh voor tijdschrift Zeilen, 15 juli 2013

Ook een trainingstocht zeilen?

Kijk in de vaarkalender wanneer de trainingen en trainingstochten zijn en schrijf je in! Of lees eerst verder over onze platbodem trainingen,